De tentoonstelling ‘Pixar: 25 Years of Animation’ in de Amsterdam Expo is eigenlijk verplichte kost voor iedereen die op wat voor manier dan ook van animatie houdt en/of zelf animaties maakt.
Als groot bewonderaar van de (meeste) Pixar films, en van John Lasseter in het bijzonder vanwege zijn geweldige pionierswerk op het gebied van computeranimatie, moest ik deze tentoonstelling natuurlijk bezoeken.
Ik ben er twee weken geleden geweest, en heb me vooral verbaast over de tijd, de toewijding, het enthousiasme maar vooral het vakmanschap van de vele verschillende disciplines die nodig zijn om een animatiefilm van anderhalf uur te maken. Aan het begin van de expositie krijg je een korte uitleg over hoe een (computer)animatiefilm tot stand komt, en dan lijkt het allemaal nog redelijk eenvoudig: verhaal schrijven, karakters ontwerpen, storyboard maken, sfeer bepalen, karakters in 3D modelleren, scènes opzetten, belichten en renderen maar (de bij de toelichting gegeven nederlandse vertaling van Renderfarm is overigens wel grappig: Renderboerderij). Tot dat je de verschillende fasen van een flink aantal Pixar films te zien krijgt (Toy Story 1-2-3, Monsters Inc., Finding Nemo etc.), dan pas krijg je echt een idee van de hoeveelheid werk die gedaan wordt.
Wat ik persoonlijk erg mooi vond om te zien waren de schetsen die door de verschillende ontwerpers gemaakt zijn voor een bepaald karakter in een film. Zo zijn sommige schetsen al meteen herkenbaar als een van de karakters uit een film, maar sommigen zijn bijna abstract van vorm maar hebben wel precies de juiste sfeer te pakken die nodig is voor een bepaald karakter. Mooi is ook dat de verschillende ontwerpers ook verschillende tekenstijlen hebben. De een werkt op groot formaat met alleen houtskool, de ander maakt collages, en weer een ander werkt met gouache. Maar allemaal werken ze op papier, er komt in deze fase nog geen computer aan te pas. De enige elektronica die soms gebruikt wordt is die van een kopieer apparaat, om op zwart-wit kopieën van een lijntekening of schets van een karakter verschillende kleurstudies te doen (bij ‘gebruikte techniek’ wordt dan naast viltstift of kleurpotlood ook fotokopie vermeld, grappig).
Hierna worden de storyboards gemaakt. Eigenlijk zijn dit complete films, want de tekeningen uit de storyboards worden vervolgens als animatie achter elkaar geplaatst zodat er een erg mooi en goed beeld gevormd wordt van wat de uiteindelijke film moet gaan worden. Hoe belangrijk een storyboard is wordt aan de hand van een fragment van Toy Story 2 uit de doeken gedaan. Hier zie je eerst het fragment van het geanimeerde storyboard, en vervolgens het uiteindelijke fragment uit de film. Wat mij daarbij opviel, was hoe met name de timing van bepaalde acties en bewegingen (cruciaal voor een animatie) exact overeenkwam met de timing van het soryboard.
Ook om van te smullen zijn de sfeerschetsen (color scripts) die per scène gemaakt worden. Deze sfeerschetsen zijn vooral belangrijk voor degenen die, veel later, op de computer de definitieve rendering (het door de computer laten genereren van het uiteindelijke beeld) mogelijk moeten maken zoals belichting, perspectief, positionering van de karakters, kleur etc.. En hier zie je dat er ook weer een mix van technieken gebruikt wordt, waarvan sommigen ook op de computer.
Om er voor te zorgen dat de mensen die de uiteindelijke karakters op de computer in 3D moeten gaan maken, een goed beeld krijgen van zo’n karakter, wordt er aan de hand van de gekozen schetsen een klei-model van gemaakt van zo’n 20 – 30 cm. groot. Deze zijn erg gedetailleerd maar zonder kleur. En nu zou je in deze expositie wel verwachten dat er ergens iets te zien zou zijn van het 3D modelleer werk, maar helaas. Wel wordt er verteld hoeveel tijd het kost om bijvoorbeeld een specifieke scène uit Cars te renderen, maar voor degenen die niet heel erg bekend zijn met de techniek achter computeranimatie kan ik me voorstellen dat dit niet zo heel veel zegt. Wat dat betreft is er voor deze expositie duidelijk voor gekozen om het voor een zo breed mogelijk publiek toegankelijk te houden, en de techniek ondergeschikt te maken aan het uiteindelijke resultaat. Dit wordt overigens nog eens bevestigd met de fantastische Zoetrope (zoek maar eens op ‘Pixar Zoetrope’ om te zien wat ik bedoel) die hier gelukkig ook te zien is.
Desalniettemin is de expositie absoluut de moeite waard om te gaan bekijken. Voor mij heeft het in ieder geval erg inspirerend gewerkt, en ben ik in de vrije uurtjes weer erg druk bezig met 3D animatie. Ik hoop hier op termijn wat van te kunnen laten zien binnen het portfolio.
De Pixar tentoonstelling was tot eind oktober 2013 te zien in de Amsterdam Expo.